Waar komt schijnzelfstandigheid vooral voor? Minister beantwoordt Kamervragen

Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) is in antwoord op Kamervragen onder meer vrij uitgebreid ingegaan op de vraag in welke sectoren slecht beloonde werknemers in een schijnconstructie werken.

Van Gennip schrijft: ‘Om schijnzelfstandigheid vast te stellen, is onderzoek nodig naar het individuele geval en de feiten en omstandigheden waaronder wordt gewerkt en de opdracht wordt verricht. Een precies antwoord op de gestelde vraag is daarom niet voorhanden. Het is daarom niet met zekerheid te zeggen in welke sectoren werkenden (al dan niet laag betaald) in schijnconstructies werken.

Er zijn wel gegevens beschikbaar over de kwalificatie van arbeidsrelaties op basis van de Pilot 'webmodule beoordeling arbeidsrelaties' en gegevens naar tarieven van zzp’ers uit het onderzoek van SEO uit 2018.

De door het kabinet ontwikkelde webmodule beoordeling arbeidsrelaties is erop gericht om opdrachtgevers meer duidelijkheid te geven over de kwalificatie van arbeidsrelaties. Waar onzekerheid bestaat over de vraag of een werkende als zelfstandige ingezet kan worden voor bepaalde werkzaamheden, kunnen opdrachtgevers de webmodule invullen. Er wordt dan voor een specifieke opdracht een indicatie afgegeven welke arbeidsrelatie aangewezen is, gelet op regelgeving en jurisprudentie (indicatie dienstbetrekking of een indicatie dat de opdracht door een zelfstandige kan worden gedaan).

Wanneer dit niet mogelijk is wordt geen indicatie afgegeven. Tijdens de pilotfase van de webmodule is gebleken dat in een aantal sectoren sprake is van een relatief hoog percentage waarin – gelet op de in de webmodule ingevulde feiten en omstandigheden – sprake zou moeten zijn van een dienstbetrekking. Uit de pilotfase van de webmodule is gebleken dat met name de sectoren Bouwnijverheid, Gezondheidszorg, Horeca en Transport-, opslag- en communicatiebedrijven relatief hoog scoren op «indicatie dienstbetrekking».

Uit de antwoorden op de in de pilotfase ingevulde enquêtes blijkt dat degenen die de webmodule hebben ingevuld met als uitgangspunt om voor de opdracht een zelfstandige in te huren, en tegen de verwachting in als uitkomst hebben gekregen dat er sprake is van een «indicatie dienstbetrekking» in eerste instantie niet van plan zijn een dienstbetrekking aan te gaan. Nu in voornoemde sectoren relatief vaak een indicatie dienstbetrekking is gegeven, kan dit een grove indicatie zijn dat in deze sectoren relatief veel sprake kan zijn van schijnzelfstandigheid.

Het is echter ook denkbaar dat naar aanleiding van de indicatie uit de webmodule de arbeidsrelatie in de praktijk (de feiten en omstandigheden waaronder wordt gewerkt) anders is vormgegeven zodat alsnog een opdracht met een zelfstandige kan worden aangegaan. Ook kan het zo zijn dat bij nader inzien toch alsnog een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan. Ook kan niet gesteld worden dat de gebruikers van de webmodule een representatief beeld vormen van de desbetreffende sector. Hierdoor kan niet zondermeer gesteld worden dat in deze sectoren sprake is van een hoge mate van schijnzelfstandigheid.

Uit het onderzoek van SEO «Karakteristieken en tarieven zzp’ers» van augustus 20182 blijkt dat (na aftrek van kosten) in de volgende sectoren circa 50% van de zzp’ers een tarief ontvangt van maximaal €25 per uur: Teelt onder glas, Grond-, water- en wegenbouw, Personenvervoer over land, Post en koeriers, Logiesverstrekking, Beveiliging en Opsporing en de Gezondheidszorg.

Als de grens op €15 wordt gelegd, dan blijken in de volgende sectoren 25% van de zzp’ers een tarief te hebben dat maximaal €15 per uur bedraagt: Teelt onder glas, Personenvervoer over land, Overige vervoer en opslag, Post en koeriers, Logiesverstrekking, Eet en drinkgelegenheden, Informatie en communicatie overig, Beveiliging en Opsporing, Gezondheidszorg, Kunst en Cultuur, sport en recreatie.

Hierbij valt op dat er een zekere mate van overlap zit tussen de sectoren die in de pilotfase van de webmodule relatief hoger scoren op «indicatie dienstbetrekking» en waar volgens het SEO-onderzoek een relatief laag tarief aan zzp’ers wordt betaald.

Zoals hierboven aangegeven, kan dit een grove indicatie zijn dat in deze sectoren relatief veel sprake is van schijnzelfstandigheid. Verder onderzoek naar exacte cijfers is niet goed mogelijk, juist omdat voor het vaststellen van schijnzelfstandigheid een onderzoek naar de individuele situatie nodig is. Zoals in mijn brief van 16 december 2022 aangegeven, zal in het kader van het intensiveren van toezicht en handhaving specifieke aandacht uitgaan naar dat deel van de markt, dat extra aandacht nodig heeft van de Belastingdienst en diens partners om aan de verplichtingen uit wet- en regelgeving te voldoen.

Op basis van objectieve kenmerken krijgen hierbij de meest risicovolle sectoren of arbeidsrelaties meer handhavingsaandacht. Ten slotte wijs ik erop dat schijnzelfstandigheid zich niet alleen bij slecht beloonde werkenden voordoet, maar is verdeeld over de gehele spreiding van inkomens. Het cruciale element daarbij is immers of gewerkt wordt «in dienst van een ander» (onder gezag). De hoogte van het uurtarief speelt daarbij in beginsel geen rol, al kan een laag uurtarief wel een indicatie vormen van economische kwetsbaarheid van de werkende.’

BRON: AccountancyVanmorgen.nl

Terug naar lijst